Dat ons kleintje een geboren waterrat is, wisten we al veel langer. In zijn badje voelt hij zich sinds z’n geboorte als een vis in het water. Wanneer hij de douche hoort, wordt hij ei zo na euforisch. En in het toch wel koude water van ons provençaalse zwembad gaf hij werkelijk geen krimp, zoals je kan zien op de foto hierboven. Integendeel, hij kreeg het flink op z’n heupen toen hij te lang in het kinderbadje moest ploeteren. Met luide “aaaah’s” gaf hij te kennen dat hij dat voor wussies vond en zo snel mogelijk het diepe water in wou. Warm of koud, water lijkt wel zijn natuurlijke biotoop. En daar zijn wij, zijn mama en papa, niet rouwig om. Meer nog: we vinden het ronduit schitterend. Allow me to elaborate...
Mijn vriend heeft in een ver verleden een florissante zwemcarrière gehad. Ik kende hem toen nog niet, maar naar eigen zeggen was hij pretty amazing. Hij was, nog steeds naar eigen zeggen, goed op weg om Fredje Deburghgraeve op te volgen. Maar toen hij op kot ging, zei hij het competitiezwemmen vaarwel en sloot zich aan bij de studentenvereniging. Vanaf dan ging het steil bergafwaarts met “Mijn Vriend, De Topsporter”. Want in de studentenkring laafde hij zich yolo-gewijs liever aan het heilige gerstenat dan aan het muffige chloorwater. Maar de passie voor het zwemmen bleef al die tijd wel sluimerend aanwezig. Begin dit jaar begon hij opnieuw intensief te trainen met het oog op de kwarttriatlon die hij wilde finishen in een mooie tijd. Which he obviously did, mede dankzij zijn glansprestatie bij het zwemmen (wat dan weer mogelijk gemaakt werd door mijn uitzinnige gesupporter, maar dat doet nu eventjes niet ter zake). Om maar te zeggen: mijn vriend en zwemmen, dat is en blijft een topcombinatie. Ikzelf ben tijdens mijn zwangerschap ook gebeten door de zwemmicrobe. Zoals ik eerder schreef, begon ik intensief te zwemmen ter vervanging van het lopen. Zo besefte ik wat een zalige sport zwemmen is en hoe je er je volledige lichaam mee traint zonder al te veel afzien. Het is mijns inziens dus niet meer dan logisch dat PJ en ik hoopten en verwachtten dat onze zoon zich te pletter zou amuseren in het zwembad. Dat dat nu effectief zo is, maakt ons heel blij. Tegelijk zette het me aan het denken...
Apetrots waren we toen we met ons kleintje in het grote Brugse Olympiabad ploeterden (jawel, hetzelfde zwembad uit dat hilarische uitlach-tv-programma dat momenteel loopt). Het water was koud (ik moest als notoir koukleum op mijn tanden bijten om een flinke mama te zijn) maar Il Signore Emilio trok zich daar hoegenaamd niks van aan en bleef 100% “zen”. Hij lachte, kraaide, pletste met zijn handjes, stampte met zijn voetjes en sloeg de zwemmers rondom hem geconcentreerd gade. Wij waren trots omdat onze zoon ons verwachtingspatroon had ingelost. Stel dat hij in een ontroostbare huilbui was uitgebarsten bij zijn eerste zwembadervaring, dan zouden we waarschijnlijk ontgoocheld geweest zijn.
Want al
hameren we erop dat ons kind alles mag worden wat het wil “zolang
het maar gelukkig is”, toch denk ik dat iedere ouder bepaalde verwachtingen
koestert. Mijn vriend en ik zijn allebei
heel sportief; is het dan niet normaal dat we hopen dat onze zoon onze
sportgenen erft? Idealiter beslist hij om te zwemmen of te lopen (of
een andere atletiekdiscipline), want dat doen we zelf heel graag. Een
voetballertje mag hij à la limite ook worden hoor, maar daar wringt het
schoentje al een beetje want ik heb niet bijster veel zin om een “voetbalmama”
te worden. Zo eentje die elk weekend staat te gillen aan de zijlijn, de
scheidsrechter hysterisch afdreigt en haar zoon aanwijzingen toeschreeuwt
terwijl ze nul de botten
van de spelregels kent. Gelukkig ziet mijn vriend het wél zitten om, indien
nodig, elke match van onze zoon te gaan bekijken. Vanuit de kantine, weliswaar J
Om maar te
zeggen dat we nu al, amper zeven maand
na zijn geboorte, nadenken over wat wíj graag willen dat onze zoon later doet
in zijn vrije tijd. En ook omgekeerd, wat we liever niét willen dat hij
doet. Zo houden wij allebei enorm van muziek maar we hebben nooit muziekles
gevolgd, een instrument leren bespelen of iets dergelijks. Maar wat als
onze zoon zich geroepen voelt om het kerkkoor te vervoegen (niet geloofwaardig,
dat geef ik toe, want ik weet niet of hij als “ongedoopte” überhaupt een kerk
zal binnenmogen, maar ’t is het voorbeeld dat telt) of pakweg trompet wil
leren spelen, veel liever dan zich te gaan uitleven in een sportclub? Gaan we hem dan stimuleren en aanmoedigen,
of manipuleren om toch de sportieve toer op te gaan in lijn met onze
verwachtingen?
Of stel dat
hij een sport wil beoefenen die in onze ogen niet “de juiste” is? Emil staat
tegenwoordig graag al eens op zijn beentjes – als wij hem vasthouden uiteraard.
Dan zet hij zijn voetjes netjes gespreid naast elkaar, zoals een ballerina een
plié uitvoert. Heel schattig, en we noemen hem dan lacherig “onze kleine Billy
Elliot”. Maar wat als hij mij later
effectief met veel trots komt melden: “Mama, ik word balletdanser!” Ik
vraag me af hoe ik dan zal reageren...
Hetzelfde
geldt overigens ook voor studie- en beroepskeuze. Ik besef dat ik nu heel
ver vooruitkijk, maar het is iets wat me bezighoudt als jonge mama. Hoe vaak
zeg ik immers niet al lachend tegen anderen, wanneer we over kindjes bezig
zijn: “Zelfs als mijn zoon metser wil worden, dat hij dat dan maar doet, hij
gaat tenminste snel werk vinden en goed zijn brood verdienen!” Maar of ik dat
ook echt méén? Ik denk het niet. Want, zonder opschepperig te willen klinken, mijn vriend en ik hebben allebei een
universitair diploma. Dan denk ik dat het ergens wel evident is dat je ook van
je kind verwacht dat het later hogere studies volgt.
Ik denk dat
die verwachtingen voor een stuk te maken hebben met angst en bezorgdheid. Ik
wil graag dat mijn kind een mooi diploma behaalt omdat ik maar al te goed weet
hoe belangrijk dat is om een goede job te vinden. Ik hoop dat hij de juiste
vrienden kiest omdat ik bang ben dat hij met de verkeerde vrienden op het slechte
pad zal raken. Maar mijn
beschermingsdrang mag zijn geluk niet in de weg staan. Want
het spreekt voor zich dat ik alleen maar wil dat mijn jongen gelukkig wordt. Ook
al zal dat soms wat wringen en niet volledig stroken met mijn gekoesterde
verwachtingen.
Lieve
lezer, je hebt wellicht al gemerkt dat ik graag nadenk. Maar ik ga ervan uit
dat ik niet de enige ouder ben die over al het bovenstaande nadenk - of toch wel? In
ieder geval, voorlopig kan mijn zoon nog niks zelf kiezen en beslissen en
dat blijft nog wel even zo. Dus laat ik daar nog maar volop van genieten
en mijn gepieker/gemijmer/gezaag (you
name it...) zoveel mogelijk achterwege laten. Al wil Emil binnen een
tiental jaar in zijn vrije tijd trekvogels gaan spotten in het natuurreservaat. Al besluit
hij om een kapperszaak op te starten met zijn homovriendje. In the end zal één
gedachte altijd de bovenhand halen: “ach, zolang mijn jongen maar
gelukkig is”. Want dan ben ik het ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten